Leesvoer Leurs Advies: Belangrijke uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake het Vertrouwensbeginsel bij invullen aangifte bij Belastingdienst

Man hoeft €1.758 + belastingrente niet terug te betalen door fout medewerker Belastingdienst.

Een belangrijke uitspraak van het Hof inzake het Vertrouwensbeginsel bij Hulp bij Belasting Aangifte. 

Het vertrouwensbeginsel is een duur woord voor het gezegde: ‘Een man een man, een woord een woord’. Het is daarmee een bestuursrechtelijke invulling van dat als jij iets toezegt, dat jij dat ook moet nakomen. Het is niet in de Algemene Wet Bestuursrecht opgenomen als zodanig maar een ongeschreven rechtsbeginsel van het bestuursrecht. De lijn waar langs bestuursrechters bepalen of een uitspraak de overheid bindt wordt vormgegeven door jurisprudentie van het Hof.

De toepassing van het vertrouwensbeginsel is al jaren een discussiepunt binnen het bestuursrecht. Een beroep op dit algemene – ongeschreven – rechtsbeginsel zou namelijk allerminst burgervriendelijk zijn, niet in de laatste plaats vanwege de vele hordes die de rechtzoekende moet zien te overbruggen. Het Gerechtshof in Amsterdam is gelukkig niet doof voor deze kritiek.     

Op 1 december 2021 verklaart het Gerechtshof in hoger beroep namelijk het volgende.

Meneer heeft voor de jaarlijkse aangifte Inkomstenbelasting 2016 een afspraak gemaakt bij de dienst HUBA (Hulp bij Belasting Aangifte) van de Belastingdienst. Bij het invullen van de aangifte is meneer op het kantoor van de Belastingdienst geholpen door een medewerker van de Belastingdienst. In deze aangifte is de uitkering van meneer verkeerd aangegeven als inkomen uit tegenwoordige arbeid. Daardoor heeft meneer op 8 juni 2017 geld terug gekregen van de Belastingdienst (Inkomstenbelasting teruggave) ter hoogte van € 1.758,-.

Een jaar later, op 22 juni 2018, ontvangt meneer een brief van de inspecteur dat de definitieve aanslag afwijkt van de voorlopige aanslag. Dit omdat, en dat klopt volgens de fiscale wetgeving, de uitkering had moeten worden aangemeld als inkomsten uit vroegere arbeid. Dat betekent géén recht op arbeidskorting. Dat betekent, volgens de juiste aangifte Inkomstenbelasting 2016, dat meneer geen geld terug had moeten terugkrijgen. Dus het teveel uitbetaalde bedrag van €1.758,- moet een jaar later worden terugbetaald. En daarbij komt óók nog eens een bedrag van €84,- aan belastingrente bovenop.

Meneer gaat hiervoor in beroep tot aan het Gerechtshof. De rechtbank oordeelde namelijk in een eerder beroep van meneer dat de fout van de belastingmedewerker toch aan meneer te wijten is. Omdat meneer eerder verklaarde dat hij de zogenaamde “meegeefbrief bij aangifte” heeft ontvangen. Hierin staat dat de aangifte op dezelfde wijze wordt beoordeeld en behandeld als aangiften die zonder invulhulp van de belastingdienst zijn ingevuld en dat geen rechten kunnen worden ontleend aan de invulhulp. En daardoor zou meneer voldoende moeten zijn geïnformeerd en niet mogen vertrouwen op de invulhulp. Ook het feit dat meneer niet goed wist hoe de aangifte moest worden ingevuld en daarom juist hulp had gezocht betekende toch dat hij daar niet op mocht vertrouwen.

Gelukkig voor meneer oordeelt het Gerechtshof in hoger beroep begripvoller en geeft daarmee ook een duidelijke invulling aan het begrip vertrouwensbeginsel bij de invulling van een aangifte door een medewerker van de Belastingdienst.

In het hoger beroep verklaart meneer dat hij de befaamde “meegeefbrief bij aangifte” niet heeft ontvangen. Hij heeft geen verstand van belastingzaken en laat al jaren de aangifte invulling tijdens de HUBA-campagne. Meneer had wel een brief meegekregen maar dat was een bevestiging van het indienen van de aangifte. Een vergissing dus. De inspecteur kon hierop ook niet uitsluiten dat de medewerker wellicht de brief is vergeten mee te geven. Er is dan ook geen bevestiging getekend dat meneer de “meegeefbrief bij aangifte” heeft ontvangen.

In dit verband verdient opmerking dat in een persbericht van het ministerie van Financiën van 27 mei 1997, nr. 97/095, V-N 1997/2152, blz. 3, onder punt 6 het volgende staat vermeld:

“Aan de belastingplichtige die gebruik maakt van de hulp-bij-aangifte wordt in het algemeen medegedeeld dat de aangifte nog het reguliere selectie- en beoordelingstraject zal volgen. Mocht deze mededeling achterwege zijn gebleven, dan mag de belastingplichtige er op vertrouwen dat de aangifte wordt gevolgd, tenzij later blijkt dat de belastingplichtige gegevens achterwege heeft gehouden.”

Het Gerechtshof concludeert bovendien:

Belanghebbende, die gebruik maakt van hulp-bij-aangifte omdat hij onvoldoende zelfredzaam is om de aangifte IB/PVV zelf in te vullen en daarvoor alle benodigde gegevens aanlevert, mag verwachten dat de medewerker van de Belastingdienst zorgvuldig te werk gaat bij het invullen van de aangifte en kunnen onderscheiden of er sprake is van inkomsten uit tegenwoordige arbeid of uit vroegere arbeid. Dat de medewerker van de Belastingdienst mogelijk een vergissing heeft gemaakt bij het invullen van de aangifte van belanghebbende is begrijpelijk maar die vergissing kan, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, niet aan belanghebbende worden tegengeworpen.

En daarmee slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel- en zorgvuldigheidsbeginsel zodat de correctie van de teruggaaf van €1.758,- + belastingrente à €84,- achterwege dient te blijven. Hierdoor hoeft meneer het geld dat hij gekregen heeft door een fout van de medewerker van de Belastingdienst niet terug te betalen. Meneer kan weer rustig slapen na bijna zes jaar hiermee te hebben rondgelopen. Die rust krijgt hij helaas niet meer terug… 

Mocht jij twijfelen over een uitspraak van de inspecteur of hulp nodig hebben bij een belastingaangifte? Neem dan contact op voor een advies op maat. Uit deze situatie blijkt maar weer wat een ‘simpele’ aangifte teweeg kan brengen. 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *